Bij het opmaken van het budget 2018 kan men niet om het meerjarenplan heen, in het bijzonder wanneer een aanpassing van het meerjarenplan aan de orde is. De wetgeving schrijft voor dat het meerjarenplan minstens 3 jaar moet omvatten en maximum 6 jaar. Het initiële meerjarenplan omvatte 2014 tot en met 2019, waarbij men in principe ook al vanaf 2015 in geval van een aanpassing aan het meerjarenplan de logica van 6 jaar kon behouden (door te kiezen voor een MJP 2015 – 2020), dan wel het “resterende” meerjarenplan korter liet worden.
Vanaf het budget 2018 is er bij het aanpassen van het meerjarenplan dus geen ontkomen aan: 2020 is nu het vroegste eindpunt (in plaats van 2019, voor het budget 2017). Er zijn eigenlijk vier theoretische mogelijkheden, in geval van een aanpassing aan het meerjarenplan:
- 2018-2020 (men beperkt de meerjarenplaninsteek)
- 2018-2021 (men laat het MJP één jaar extra opnemen)
- 2018-2022 (men laat het MJP twee jaar extra opnemen)
- 2018-2023 (men kiest voor de maximale versie van het MJP, met een volledige cyclus van 6 jaar).
In theorie. Waarom kiest men voor een driejarig dan wel een zesjarig meerjarenplan – of ergens tussenin? Sophie Coucke en Stijn Lombaert geven u enkele degelijke richtlijnen om met verstand en inzicht de koe bij de horens te vatten.