"Blijven we dit nog zelf doen of gaan we dit uitbesteden?”
Dit is een vraag die dikwijls wordt opgeworpen tijden de aanpassing van het meerjarenplan. Vaak zit men aan het begin van de beleidscyclus boordevol ambities, die naar mate de tijd vordert, geleidelijk aan afzwakken.
Soms worden er ambitieuze doelstellingen voorop gesteld met tal van actieplannen en acties om deze doelstelling te bereiken. Meestal ook nog met een resem aan indicatoren om aan te tonen hoe goed er beleid wordt gevoerd.
Als dan tussentijds bij de opvolgingsrapportering of tijdens de diverse monitoring momenten blijkt dat het allemaal toch wat trager gaat dan verwacht omdat het bestuur zelf niet voldoende kennis of mensen in huis heeft om de dossiers op te starten dan wordt er vaak gegrepen naar het instrument van ‘uitbesteden’ van taken.
Om de beslissing hiertoe op een minder subjectieve en gevoelsmatige manier te nemen, kan je teruggrijpen naar de volgende ‘objectieve’ formule:
38 x 52 = 1.976
Waarbij 38 = werkuren per week
Waarbij 52 = weken per jaar
Waarbij 1.976 = werkuren per jaar
Als men dan de totale jaarwedde (inclusief alle voordelen) van het personeelslid dat een dossier zou moeten opvolgen, deelt door deze factor, dan bekomt met het uurloon van dit personeelslid.
Bijvoorbeeld: 90.000 euro / 1.976 uur = 45 euro/uur
Bij de beslissing over het vraagstuk betreffende het al dan niet uitbesteden van taken, speelt dit bekomen uurloon een cruciale rol.
Als de kostprijs per uur van de externe partner, in dit voorbeeld kleiner is dan 45 euro per uur, dan moet men niet twijfelen om de desbetreffende taken uit te besteden. Dit is zelfs een teken van ‘behoorlijk bestuur’ en een optimalisatie van overheidsmiddelen.
In het andere geval, wanneer de kostprijs per uur hoger blijkt te zijn dan het bekomen resultaat dan wordt er best gekeken op welke manier het opvolgen van het dossier ingepast kan worden in het takenpakket van de eigen medewerker.