Binnenkort start de federale regering aan de eerste begrotingscontrole van 2023. Het Monitoringcomité publiceert meestal voorafgaandelijk aan deze controle zijn rapport over de actuele begrotingstoestand. Dit rapport omvat o.a. een herraming van het lopende begrotingsjaar én van het meerjarenplan op basis van de middellange termijnvooruitzichten gepubliceerd door het Federaal Planbureau in februari.
Het laatste rapport (16 maart jl.) bracht goed nieuws voor de staatssecretaris voor begroting want het geraamd begrotingstekort daalt van 33,6 miljard naar 27,4 miljard. Dit blijft weliswaar nog een ‘hoge’ 4,8% van het bruto binnenlands product (BBP).
Er is nog stevig wat werk aan de winkel want vanaf 2024 grijpt de Europese Commissie terug naar de strengere regels waarbij een maximum tekort van 3% van het BBP moet worden nagestreefd. Deze regels werden tijdelijk losgelaten omwille van de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne.
Het rapport van topambtenaren had niet enkel goed nieuws voor de staatssecretaris maar ook voor de lokale besturen. Eén van de hoofdredenen van het positieve resultaat is immers het feit dat de energiekosten veel minder hoog oplopen dan verwacht werd bij het opmaken van de aanpassing van de meerjarenplannen. Ook de impact van de inflatie op de lonen van de ambtenaren en pensioenen van de gewezen mandatarissen is minder sterk dan initieel begroot. Aan het einde van het eerste kwartaal is dit een opsteker.
Dit wil echter niet zeggen dat de lokale besturen opgelucht adem kunnen halen, integendeel. Traditiegetrouw staat het tweede deel van de legislatuur gekend als ‘uitvoeringsperiode’ terwijl het eerste deel van de legislatuur veeleer als een ‘planningsperiode’ wordt aanzien. De gemeenten willen immers volop inzetten op het volledig uitvoeren van de geplande investeringen en dit in rechte lijn naar de volgende verkiezingen. Dit zal niet eenvoudig zijn aangezien de inflatie de prijzen van de grondstoffen en materialen de hoogte heeft ingeduwd. Daarnaast woedt er nog een hevige ‘war on talent’.
Volgens de Vlaamse vereniging van steden en gemeenten (VVSG) is er nog voldoende financiële ruimte omdat de lokale besturen ondertussen verder aan schuldafbouw gedaan hebben. Daarnaast leert het structurele BBC boekhoud evenwicht (autofinancieringsmarge) ons dat de lokale besturen voldoende middelen genereren uit de exploitatie om zich op lange termijn te kunnen financieren.
Wat deze financiering betreft, stelt VVSG, op basis van meest recente kwartaalrapporten, dat de lokale overheden in 2022 bijna voor 1 miljard euro aan leningen hebben opgenomen. Dat is een quasi verdubbeling ten opzichte van 2021.
Tenslotte heeft de planbureau ook meegegeven in de vooruitzichten dat de economische groei hoger is dan verwacht. Hierdoor zullen voor de lokale besturen de geraamde inkomsten uit de aanvullende personenbelasting wellicht tijdens de herraming van juni 2023, gecommuniceerd door FOD Financiën, gunstiger uitvallen waardoor, algemeen genomen, begrotingsjaar 2023 voor de steden, gemeenten en OCMW’s iets ongecompliceerder zal verlopen dan het helse 2022.